Het fosfaatgat (2)

In het vorige bericht over dit onderwerp, werd al aangegeven dat het fosfaatgat op een aantal manieren (tijdelijk) wordt opgelost. Als voorbeelden zijn genoemd: Men verhoogt de eindvoorraad op papier. Hiermee schuift men het probleem echter slechts voor zich uit. Het probleem wordt elk jaar groter. Ditzelfde geldt ook voor de introductie van een zogenaamde bezinklaag in de mestopslag. De normen die hiervoor gebruikt worden zijn erg hoog en slechts gebaseerd op een beperkt aantal waarnemingen. Door het opnemen van een bezinklaag wordt het tekort voor het betreffende jaar opgeheven, maar let op dat de bezinklaag niet te groot wordt ingeschat; Men ‘lost’ het voorraadprobleem op door een eenmalige actie die buiten de wet omgaat. Dit… Lees meer

Lees verder

Overschrijding redelijke termijn ook argument voor schadevergoeding

Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) uitspraak in een beroepszaak waarin de staatssecretaris aan appellant een boete had opgelegd wegens het overschrijden van de gebruiksnormen. Gedurende de procedure heeft de staatssecretaris de voorraden dierlijke meststoffen herzien aan de hand van gegevens over fosfaat en stikstof van het bedrijf van appellant in de afgevoerde mest. Op basis van deze herziening komt de staatssecretaris tot de conclusie dat geen sprake is van overschrijding van de gebruiksnormen en daarmee de grondslag voor de opgelegde boete komt te vervallen. Het CBb verklaart daarmee het beroep van appellant gegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de door appellant gemaakte proceskosten in… Lees meer

Lees verder

Bestuurlijke boete dient gebaseerd te zijn op concrete feiten en omstandigheden

Om het opleggen van een boete te voorkomen is het, conform artikel 14, eerste lid, van de Meststoffenwet (Msw), aan de vermeende overtreder om de hoeveelheid fosfaat, respectievelijk stikstof in de aangevoerde, geproduceerde en afgevoerde mest te verantwoorden. Dit neemt niet weg dat de wetgever, wanneer deze een bestuurlijke boete wil opleggen, op basis van concrete feiten en omstandigheden dient aan te tonen dat een vermeende overtreder de verantwoordingsplicht inderdaad niet heeft nageleefd. Onderstaande uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is een voorbeeld van dat deze feiten en omstandigheden ook voldoende concreet moet zijn. De Algemene Inspectie Dienst (AID) heeft in het kader van het toezicht op de naleving van de… Lees meer

Lees verder

Over verwijtbaarheid bij en matiging van mestboetes

Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna CBb) uitspraak in een casus die onder andere handelde over verwijtbaarheid en matiging van een mestboete. We hebben dit onderwerp al vaker besproken op mestboete.nl. Het gevoel: ‘ik kon er niets aan doen’ leeft vaak bij de ontvanger van de boete, maar dient juridisch anders te worden uitgelegd zoals blijkt uit de casus in deze uitspraak. Een akkerbouwer voerde dierlijke mest aan. Toen de uitslagen van de analyses bekend waren, bleken deze hoger uit te vallen dan verwacht. Probleem, aldus de akkerbouwer, is dat niemand op voorhand kan zien wat exact de mineralensamenstelling is van de mest die wordt aangevoerd; dat… Lees meer

Lees verder

Partijberekening BEX alleen voor ronde en vierkante balen aangepast

Voor de uitkomst van de BEX berekening is de berekening van het gewicht van de aangelegde ruwvoeders van groot belang. Een verkeerde inschatting van het aangelegde gewicht heeft direct  invloed op de uitkomst van de BEX berekening, daarmee op de verdere berekeningen in de kringloopwijzer en tenslotte op de conclusies die uit de kringloopwijzer worden getrokken.. De verbetering van de inschatting van de partijgrootte van vierkante en ronde balen is het gevolg van een onderzoek dat Wageningen UR Livestock Research en BLGG hebben uitgevoerd. Voor het onderzoek zijn ruim 100 graskuilen, 50 maiskuilen en 100 balen (50 ronde en 50 vierkante) tijdens de oogst in hun geheel gewogen en vervolgens… Lees meer

Lees verder

Een reststof of een meststof?

Een akkerbouwer kreeg onlangs van de politierechter een boete van 750 euro opgelegd, waarvan 500 euro voorwaardelijk, voor het storten van uienafval op een perceel van een collega. De akkerbouwer was het niet eens met het schikkingsbedrag van 700 euro dat hem in deze aangelegenheid was voorgelegd en liet de zaak voor de rechter komen. Normaal strooide de akkerbouwer de uienresten uit over zijn eigen land. Maar wanneer zijn land te nat was, mocht hij het uienafval ook op het perceel van een collega verspreiden. Daar had hij toestemming van zijn collega voor. Dat de akkerbouwer ondanks deze toestemming toch een boete kreeg lijkt merkwaardig. Uien, maken immers deel uit van de lijst van… Lees meer

Lees verder

Bezwaar tegen de beschikking van de melkveefosfaatreferentie?

We hebben op mestboete.nl herhaaldelijk aandacht besteed aan de regelgeving rond de Wet verantwoorde groei melkveehouderij: in het kort de “Melkveewet”. De basis van de Melkveewet vormt de zogenaamde Melkveefosfaatreferentie. Een dergelijke referentie krijgen alle bedrijven met melkvee (dieren in de categorie 100, 101 en 102) per beschikking toegewezen op basis van het peiljaar 2013. Het belang van de Melkveefosfaatreferentie is groot: het bepaalt het plafond voor de fosfaatproductie op een bedrijf en daarmee wanneer en hoeveel extra mest moet worden verwerkt of extra grond onder het bedrijf moet worden gebracht. De beschikkingen met de Melkveefosfaatreferentie zijn onlangs verstuurd. Tegen deze beschikking staat de mogelijkheid van bezwaar en eventueel beroep open. Gezien het… Lees meer

Lees verder

(hobby)schapen tellen….

De normen en verplichtingen van de Meststoffenwet zijn alleen van toepassing op landbouwbedrijven en op dierlijke meststoffen die afkomstig zijn van dieren die worden gehouden voor ‘gebruiks- of winstdoeleinden’. Mest afkomstig van hobbydieren wordt  niet gezien als zijnde dierlijke mest. Dat betekent niet dat deze mest volledig buiten beeld blijft. Wanneer de mest van hobbydieren wordt gebruikt op landbouwgrond (bijvoorbeeld omdat de dieren worden geweid), telt die mest wel mee als aanvoer van overige meststoffen en daarmee voor de gebruiksnorm werkzame stikstof en de fosfaatgebruiksnorm. De werkingscoëfficiënt waarmee moet worden gerekend voor de gebruiksnorm werkzame stikstof is die van ‘vaste mest van overige diersoorten’ en bedraagt 40%. Mest van hobbydieren telt dus niet mee… Lees meer

Lees verder

Wat in de bezinklaag zit, kan niet worden afgevoerd

Sinds enkele jaren kent RVO bij op te geven mestvoorraden het begrip bezinklaag: Een laag onderin een mestopslag die zo weinig vloeibaar is dat deze bij het afzuigen van de desbetreffende put niet kan worden afgevoerd. Het inrekenen van een dergelijke bezinklaag heeft bij veel – vooral – varkenshouders tot een aanzienlijke verlaging van de mestboete geleid. Feit is echter ook dat er niet veel over de opbouw en ontwikkeling van dergelijke lagen bekend is. RVO baseert zich bij het bepalen van de aangroei ervan en de gehalten er in, op een WUR rapport van 2003 opgesteld op basis van een beperkt aantal bedrijven. Dat dit niet zonder meer door iedere rechter wordt geaccepteerd bleek onlangs in… Lees meer

Lees verder

Nader onderzoek gewenst…..

Wie in de tabellenbrochure Mestbeleid 2015 kijkt bij de normen voor de aan- en afvoer van dieren en meer specifiek van varkens (zie Figuur hieronder), ziet dat de fosfaatnorm per kg lichaamsgewicht voor vleesvarkens, fokzeugen, fokberen, slechtzeugen en biggen van circa 25 kg (ongeveer) gelijk zijn. De norm van opfokzeugen wijkt met 0.0132 kg fosfaat per kg lichaamsgewicht hier van af. Een foutje ? Twee cijfers omgedraaid ? Neen, het is een wijziging die is aangebracht naar aanleiding van onderzoek door Wageningen UR Livestock Research (klik hier voor dit rapport). Op basis van dit onderzoek heeft de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet geadviseerd om de forfaitaire normen voor de P-vastlegging in opfokzeugen… Lees meer

Lees verder