Matiging mestboete bij overschrijden redelijke termijn

Procedures rond een opgelegde mestboete kunnen lang duren, soms zelfs jarenlang. Maar wanneer is nu nog sprake van een redelijke termijn en wanneer duurt het echt te lang? Dat bepaalt de rechtbank. Volgens vaste jurisprudentie onderzoekt de bestuursrechter ambtshalve of in een zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is verstreken na afloop van de termijn van zes weken voor het doen van uitspraak (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 februari 2010, ECLI:RVS:2010:BL3354 en het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.13.2). In zaken waarin een bestuurlijke boete wordt… Lees meer

Lees verder

Is genoten financieel voordeel een argument voor matiging van een mestboete?

Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) uitspraak in een zaak waarin partijen geen geschil hadden over het feit of er wel of geen overtreding van de Meststoffenwet (hierna: Msw) had plaatsgevonden, maar wel over de hoogte van de boete die daarvoor werd opgelegd. Tussen partijen  is niet in geschil dat de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen met 4.767 kilogram stikstof is overschreden en de fosfaatgebruiksnorm met 3.225 kilogram. Wel in geschil is de stelling van appellante dat de hiervoor opgelegde boete van € 51.106,50 geenszins in verhouding staat tot het financieel genoten voordeel en daarmee zou moeten worden gematigd. Appellante heeft hiertoe in hoger beroep aangevoerd dat zij niet behoort tot… Lees meer

Lees verder

Bewijslast naleving gebruiksnormen ligt altijd bij agrarisch bedrijf

Onlangs deed het College van beroep voor het bedrijfsleven (het College) uitspraak in een zaak die nogmaals aangeeft dat binnen de Meststoffenwet (Msw) de bewijslast met betrekking tot de naleving van de gebruiksnormen altijd ligt bij degene die dierlijke mest op het bedrijf produceert (verantwoordingsplicht) of aanvoert. Een goede administratie met de juiste onderliggende stukken (op papier) is daarvoor essentieel en kan een heleboel ellende voorkomen. In deze casus exploiteren appelanten een agrarisch bedrijf. Het bedrijf is gecontroleerd in het kader van een landelijk onderzoek naar levering van mest waarbij sprake was van een fictieve afnemer bekend onder “[naam 4]”. De bevindingen van het onderzoek met betrekking tot het bedrijf van appelanten zijn vastgelegd in… Lees meer

Lees verder

Inventarisatie gegevens fosfaatrechten

Momenteel wordt het wetsvoorstel voorbereid  waarmee een stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij zal worden ingevoerd. Naar verwachting zal dit stelsel ingaan op 1 januari 2017. Vooruitlopend daarop is de overheid begonnen met de voorbereidingen voor de invoering van deze rechten. De rechten zullen worden toegekend aan bedrijven die op 2 juli 2015 melkvee hielden en waar op 1 januari 2017 nog sprake is van een landbouwbedrijf. Als onderdeel daarvan heeft RVO de informatie die van belang is voor het vaststellen van het aantal rechten verzameld. Bedrijven worden nadrukkelijk opgeroepen om de gegevens te controleren. Op de website van RVO kunnen de bedrijven deze gegevens inzien en wijzigen. Hiervoor kan de optie ‘direct regelen’ op de website van RVO… Lees meer

Lees verder

Landbouwgrond: agrarische bestemming niet relevant, feitelijk gebruiksdoel wel!

Onlangs deed het College voor Beroep van het bedrijfsleven (hierna: CBb) uitspraak in onderstaande zaak: Aan een melkveehouderij gelegen in de provincie Zuid Holland (hierna: appelante) werd een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.001,- wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw). De staatssecretaris (hierna: verweerder) heeft geconcludeerd dat appellante niet onder de gebruiksnormen is gebleven. Appellante had bij de Gecombineerde Opgave een perceel gelegen in de provincie Groningen opgegeven dat door verweerder bij de berekening van het gebruik van meststoffen niet als gebruiksruimte is meegerekend. Volgens de staatssecretaris betrof het geen landbouwgrond en was het bovendien niet feitelijk in gebruik bij het bedrijf van appellante. Het bezwaar van appellante is ongegrond verklaard. Het beroep tegen… Lees meer

Lees verder

Overmacht Basisbetalingsregeling GLB

Wie door overmacht, zoals bijvoorbeeld vanwege uitzonderlijke (weers)omstandigheden, niet  of niet volledig kan voldoen aan de voorwaarden voor de uitbetaling van betalingsrechten, vergroeningsbetaling, extra betaling jonge landbouwers of graasdierpremie (Basisbetalingsregeling) kan een beroep doen op  overmacht. Hiervoor kent de systematiek een regeling. Redenen voor overmacht Redenen voor overmacht zijn onder andere het overlijden van de begunstigde, een dier- of plantenziekte of een niet voorziene onteigening. Echter ook extreme weersomstandigheden kunnen een reden voor overmacht zijn. Gezien de extreme weersomstandigheden in sommige delen van ons land is deze reden op dit moment actueel. Wordt een beroep op overmacht goedgekeurd, dan blijft het recht op uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetaling bestaan. Extreme weersomstandigheden… Lees meer

Lees verder

Individuele omstandigheden betrekken bij vaststellen melkveefosfaatreferentie

Onlangs deed het College voor Beroep van het bedrijfsleven (hierna:  CBb) uitspraak in groot aantal beroepszaken waarin door even zoveel melkveehouders (hierna: appellanten), elk afzonderlijk, beroep was aangetekend tegen de vaststelling van de melkveefosfaatreferentie (hierna: MVFR) voor hun bedrijf. Appellanten exploiteren agrarische bedrijven met melkvee. De Staatssecretaris van economische zaken (hierna: verweerder) heeft voor elk bedrijf met melkvee een MVFR vastgesteld op basis van de bij verweerder bekende referentiegegevens van het gemiddeld aantal gehouden stuks melkvee (inclusief jongvee) en de oppervlakte grond die bij het bedrijf in gebruik was in 2013. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de voor hun bedrijf vastgestelde MVFR met, naast een aantal per bedrijf… Lees meer

Lees verder

Geen ambtshalve matiging mestboete bij overschrijding beslistermijn

Onlangs deed de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak in een zaak waarin onder andere de doorlooptijd van een procedure in relatie tot matiging van de boete aan de orde kwam. Eiser heeft een veehouderij met enkele percelen grond. Eind 2012 is door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, een controle op het bedrijf verricht. Naar aanleiding van die controle is door de toezichthouder een onderzoek gestart naar de naleving van de gebruiksnormen op het veehouderijbedrijf van eiser. Van dit onderzoek is een afdoeningsrapport opgemaakt. Bij brief van 17 september 2013 heeft verweerder eiser bericht dat hij voornemens is aan eiser bestuurlijke boetes voor in totaal € 26.760,-, op te leggen vanwege overtreding van de gebruiksnorm… Lees meer

Lees verder

Buiten beschouwing laten van vrachten afgevoerde mest: alleen bij concrete feiten

Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) uitspraak in een casus die handelde over de vraag of de staatssecretaris terecht een aantal vrachten afvoer van vaste rundveemest buiten beschouwing had gelaten als afvoer van mest. De casus De NVWA heeft een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de Meststoffenwet (Msw) door appellante in 2011. Daarin is waargenomen dat drie vrachten pluimveemest zijn vervoerd van een pluimveebedrijf naar het rundveebedrijf van appellante. Hiervan zijn geen vervoersbewijzen dierlijke meststoffen (hierna: VDM) opgemaakt, de transporten zijn niet uitgevoerd door een geregistreerde intermediair en er is niet voldaan aan de overige verplichtingen die van toepassing zijn bij het vervoeren van dierlijke… Lees meer

Lees verder

Vormen hobbydieren met een weide een landbouwbedrijf?

Onlangs deed het College voor Beroep van het bedrijfsleven (hierna: het College) uitspraak in een casus die handelde over de vraag of een particulier met enige grond een dient te worden aangemerkt als een landbouwbedrijf en daarmee in aanmerking kan komen voor overtreding van artikel 7 en 8 van de Meststoffenwet (hierna: Msw). De casus had ook betrekking op het onderwerp dat ook in het vorige bericht over het verschil tussen landbouwgrond en overige gronden aan de orde kwam. De casus was in zoverre bijzonder dat de particulier in kwestie (hierna: verweerder) in eerste instantie door de Rechtbank in het gelijk was geteld en de Staatssecretaris (hierna: appellant) beroep had… Lees meer

Lees verder