In punitieve zaken, zoals bij bestuurlijke boetes in het kader van de Meststoffenwet, geldt het uitgangspunt dat de redelijke termijn voor een procedure in twee instanties (bezwaar en beroep) in beginsel is overschreden als die procedure in haar geheel langer dan twee jaar in beslag heeft genomen. Als redelijke termijn voor een procedure in drie instanties (bezwaar, beroep, hoger beroep) geldt een periode in het geheel vier jaar. Deze matiging kent een achtergrond in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De termijn begint op het moment waarop door het bevoegde gezag een handeling is verricht waaraan de betrokkene in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Dit is de datum waarop het voornemen tot opleggen boete aan betrokkene wordt toegezonden.
Voor deze matiging geldt een percentage van 5% (tot een maximum van € 2.500,-) van het boetebedrag per half jaar termijnoverschrijding. De berekening van de hoogte van de matiging is dan ook redelijk rechttoe rechtaan. Zoals blijkt uit onderstaand voorbeeld (ECLI:NL:CBB:2025:399):
De redelijke termijn is aangevangen met het voornemen tot boeteoplegging van 13 juli 2021. Op het moment van deze uitspraak (29 juli 2025) is de redelijke termijn met ruim twee weken overschreden. Het College oordeelt: In gevallen waarin de redelijke termijn met niet meer dan zes maanden is overschreden, wordt de boete verminderd met 5% met een maximum van € 2.500,- (zie de uitspraak van het College van 30 juni 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:353)).
Het komt echter ook voor dat de minister voor de periode sluiten NVWA-rapport tot en met het primaire besluit tot opleggen boete een matiging heeft doorgevoerd vanwege het overschrijden van de redelijke beslistermijn die hier 26 weken bedraagt. Deze matiging kent een achtergrond in de Algemene Wet bestuursrecht (AWB) bedraagt 10% van het boetebedrag tot een maximum van € 2.500,-.
Het betreft hier dus een andere periode (sluiten NVWA-rapport tot besluit opleggen boete) als in het voorbeeld hierboven (datum voornemen tot en met uitspraak Rechtbank of College). De rechtbank of het College nemen de matiging van RVO echter wel mee bij de bepaling of de boete verder moet worden gematigd vanwege overschrijding van de redelijke beslistermijn volgens het EVRM, zoals volgt uit deze uitspraak (ECLI:NL:RBGEL:2025:208)
Op het moment van het doen van deze uitspraak, is de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met ongeveer 21 maanden. Volgens vaste rechtspraak wordt bij een overschrijding van de redelijke termijn in punitieve zaken de boete in beginsel gematigd met vijf procent per half jaar (naar boven afgerond en met een maximum van € 2.500).
De minister heeft op grond van zijn beleid over matiging van de boete bij overschrijding van de beslistermijn de boete in het besluit van 29 april 2022 gematigd met € 2.500 wegens het verstrijken van meer dan 26 weken tussen de datum van het boeterapport en de oplegging van de boete.
De rechtbank ziet deze matiging door de minister wegens overschrijding van de beslistermijn aanleiding om geen verdergaande matiging toe te passen voor de overschrijding van de redelijke termijn tot zes maanden. Voor de overschrijding van de redelijke termijn vanaf zes tot twaalf maanden is plaats voor een matiging van de boete met 5% met een maximum van € 2.500. Daarmee komt de boete uit op € 57.500. Voor de resterende overschrijding van de redelijke termijn vanaf twaalf maanden (namelijk met 9 maanden) wordt naar bevind van zaken gehandeld. De rechtbank ziet in dit gegeven aanleiding om de boete verder te verlagen met € 5.000 en vast te stellen op € 52.500.18
En uit de uitspraak in onderstaand voorbeeld (ECLI:NL:RBGEL:2025:4058):
Op het moment van deze uitspraak, 30 mei 2025, is de redelijke termijn van twee jaar met ongeveer 33 maanden overschreden.
De minister heeft op grond van zijn beleid over matiging van de boete bij overschrijding van de beslistermijn de boete in het primaire besluit gematigd met € 2.500 wegens het verstrijken van meer dan 26 weken tussen de datum van het boeterapport en de oplegging van de boete.
De rechtbank ziet in het gegeven dat de minister de boete al heeft gematigd wegens overschrijding van de beslistermijn aanleiding om geen verdergaande matiging toe te passen voor de overschrijding van de redelijke termijn tot zes maanden. Voor de overschrijding van de redelijke termijn vanaf zes tot twaalf maanden zou plaats zijn voor een matiging van de boete met 5% met een maximum van € 2.500. Gelet op het gegeven dat de minister de boete al met dit maximumbedrag heeft gematigd, is er geen aanleiding voor een verdergaande, aanvullende matiging wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de overschrijding tot twaalf maanden. Voor de resterende overschrijding van de redelijke termijn vanaf twaalf maanden (namelijk met 21 maanden, afgerond 24 maanden) wordt naar bevind van zaken gehandeld. De rechtbank ziet in dit gegeven aanleiding om de boete te matigen met viermaal 5% en vast te stellen op € 15.341,76 (€ 19.177,20 verminderd met 20% (€ 3.835,44)).
Dus er wordt niet gematigd voor de overschrijding van de redelijke beslistermijn tot 6 maanden omdat de minister al gematigd heeft (weliswaar over een andere periode) en soms ook niet voor de periode van 6 maanden tot en met 12 maanden wanneer de minister al gematigd heeft met een bedrag dat hoger is dan wanneer de matiging van 5% voor die periode zou worden doorgevoerd. Zie ter verduidelijking onderstaande Tabel
ECLI nummer | ECLI:NL:RBGEL:2025:208 | ECLI:NL:RBGEL:2025:4058 |
boetebedrag zonder matiging | € 62.500,00 | € 21.677,20 |
matiging door RVO | € -2.500,00 | € -2.500,00 |
matiging 0-6 mnd | – | – |
matiging 6-12 mnd | € -2.500,00 | – |
matiging 12-18 mnd | € -2.500,00 | € -958,86 |
matiging 18-24 mnd | € -2.500,00 | € -958,86 |
matiging 24-30 mnd | € -958,86 | |
matiging 30-36 mnd | € -958,86 | |
boetebedrag na matiging | € 52.500,00 | € 15.341,76 |
Los van het gegeven dat het twee verschillende perioden betreft, is het verwarrend hoe de redenering vervolgens verder gaat. Het komt over als een soort dubbeltelling voor de periode van 0 tot 6 maanden en 6 tot 12 maanden, maar dat is het niet echt. Verwarrend is het wel. Ik zou zeggen: Bepaal met hoeveel de redelijke termijn is overschreden, bereken het bedrag waarmee de boete op basis daarvan zou dienen te worden gematigd. Trek daarvan af hoeveel er al is gematigd en kijk welk bedrag dan resteert. Of liever nog, bepaal dat het twee verschillende perioden gaat en pas beide matigingen toe.