Per brief van 13 oktober 2015 heeft staatssecretaris Dijksma de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de fraudemaatregelen Meststoffenwet. In haar brief geeft staatssecretaris Dijksma een overzicht van de beleidsmaatregelen die zijn of worden ingevoerd met betrekking tot het bestrijden van fraude met mest. Op 16 oktober heeft Cumela Nederland hier in een brief op gereageerd. Daarbij geeft Cumela aan enerzijds het doel van het beleid en de diverse maatregelen die in de brief worden genoemd te ondersteunen. Anderzijds, vraagt Cumela aandacht voor enkele bezwaren.

AGR-GPS
De verplichting tot het gebruik van AGR-GPS bij de export van vaste mest bewerkte mest is onnodig en zou de flexibiliteit van dergelijke transporten sterk beperken volgens Cumela

Het belangrijkste bezwaar heeft betrekking op het beëindigen van de uitzondering van de toepassing van AGR/GPS bij de export van vaste/bewerkte mest. In de brief van de staatssecretaris wordt gesteld: ‘Deze transporten komen pas in beeld van de handhavende instanties nadat de VDM’s zijn aageleverd (maximaal 30 dagen na transport). Deze maakt controle in Nederland of in onze buurlanden vrijwel onmogelijk‘. Cumela wijst de staatssecretaris er fijntjes op dat al deze vrachten minimaal 12 uur voordat het transport plaatvind dient te zijn aangemeld bij de NVWA, inclusief leverancier en afnemer in het buitenland. Dit betekent dat de handhavende instanties dus al vooraf op de hoogte zijn van de uit te voeren transporten en niet pas wanneer het VDM binnen is bij RVO. Cumela hecht groot belang aan deze uitzondering omdat die het mogelijk maakt om bij een grote mestvraag in het buitenland extra transportcapaciteit via zogeheten ‘charters’ in te huren. Het vervallen van de uitzondering zou dat onmogelijk maken en zou daarmee een deel van de noodzakelijke flexibiliteit bij de export van vaste mest onmogelijk maken.

Een tweede bezwaar van Cumela is gericht tegen het toepassen van de Wet bibob bij registratie van elke nieuwe intermediairsregistratie. In de brief wordt in dit kader gewezen op de praktische uitvoerbaarheid van de maatregel bij bijvoorbeeld een samenwerkingsverband tussen een loonwerker met een aantal veehouders.

LTO stelt in haar reactie dat fraudebestrijding bij mestafzet goed is, maar  de onafhankelijke monstername veehouders te veel op kosten zal jagen.  Dijksma wil onder andere dat de bemonstering van vaste mest voortaan wordt uitgevoerd door een erkende, onafhankelijke organisatie die zich vooraf heeft geaccrediteerd en niet meer door de vervoerder van de mest. LTO vreest dat dit zal leiden tot hoge kosten voor veehouders, en dan blijft het risico op fraude bestaan. Daar moet een alternatief voor ontwikkeld worden.

Dijksma liet bij de aankondiging van de maatregelen weten dat ze openstaat voor alternatieven die eenzelfde effect hebben als de aanpak die zij voorstelt. LTO wil daar graag met de staatssecretaris over in gesprek.

De Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) geeft in haar reactie aan het risico zeer groot te achten dat de extra kosten voor de anti-fraude maatregelen eenzijdig worden afgewenteld worden op de varkenshouders terwijl de sector in zwaar financieel weer verkeert.

NVV had altijd al grote twijfels over het functioneren van de Meststoffenwet. Dit is voor de organisatie de reden geweest om jaren geleden een procedure aan te spannen tegen de overheid, omdat varkenshouders door de aangetoonde onnauwkeurigheden in het systeem van wegen en bemonsteren vastlopen in de verantwoording van mineralen. NVV overweegt om meer werk van die juridische procedure te maken.

Of de staatssecretaris gevoelig is voor de argumenten van Cumela,  LTO en NVV zal binnenkort blijken: wordt vervolgd dus.