De controle op  ‘extreme’ of ‘onrealistisch’ hoge gehalten in afgevoerde dierlijke mest, vormt een van de speerpunten binnen de controles die plaatsvinden  in het kader van het naleven van de regels van het mestbeleid. Het fenomeen extreme analyse-uitslagen doet zich vooral voor bij dikke mestfracties die ontstaan na mestscheiding. Omdat deze meststroom ook vaak wordt gebruikt voor het voldoen aan de mestverwerkingsplicht liggen afwijkingen hier erg gevoelig…..ook beleidsmatig.

Eerder dit jaar kondigde Staatssecretaris Dijksma al aanvullende maatregelen aan die betrekking hebben op de gewichtsbepaling en de monstername van vaste mest.  Onlangs gaf de Staatssecretaris aan dat de NVWA en RVO verder op zullen treden tegen extreme  analyse-uitslagen. Dit door bijvoorbeeld de betreffende  vrachten niet in behandeling te nemen en daarmee niet mee te nemen als afvoer van mineralen bij een veehouder. Dit gebeurt inderdaad. Regelmatig komen we in voornemens tot het opleggen van een boete vrachten mest tegen die niet als afvoer worden meegenomen of waarvan de gehalten worden gewijzigd in de forfaitaire waarden van de betreffende mestcode omdat de analysewaarde als ongeloofwaardig wordt aangemerkt.

Maar wat is nu een ongeloofwaardig hoog gehalte? Om die vraag te beantwoorden gebruikt RVO een combinatie van de bij haar binnenkomende monsters en het theoretische kader.

mestanalyses

In bovenstaande figuur is een overzicht gegeven van de analyseresultaten van de mestmonsters  van mestcode 43 (koek na scheiding van varkensmest)  zoals die door RVO zijn geregistreerd in de afgelopen jaren.  Grofweg kan worden gesteld dat de fosfaatgehalten in de mest van alle mestmonsters die RVO heeft ontvangen varieerden tussen de 2 kg en 95 kg fosfaat per ton, met een gemiddelde van 31,0 kg per ton. Hierbij dient te worden aangetekend dat de forfaitaire waarde voor het fosfaatgehalte voor deze mestcode 21,4 kg fosfaat per ton bedraagt. De mediaan (het 50% punt) kende een waarde van 26,47 kg fosfaat per ton. Dit verschil tussen het gemiddelde en de mediaan blijkt ook uit het feit dat de figuur verder naar rechts uitloopt, dan naar links.

Dan naar het theoretische kader: De forfaitaire waarde voor dunne mest afkomstig van vleesvarkens (mestcode 50) bedraagt 3,9 kg fosfaat per ton. Indien bij mestscheiding 85% van de ingaande fosfaat in de dikke fractie terecht komt en de dikke fractie  15% van het ingaande volume uitmaakt, zou het fosfaatgehalte in de dikke fractie 22,1 kg per ton bedragen. Dit komt redelijk overeen met de forfaitaire waarde en ligt in de lijn van de mediaan.

We gaan verder: Indien 100% van de  fosfaat in de ingaande mest in 15% van het volume terecht zou komen, zou je een gehalte kunnen berekenen van 26 kg fosfaat per ton dikke fractie. Als de ingaande mest geen 3,9 maar 7,8 kg fosfaat per ton zou bevatten – en dit is te onderbouwen op basis van verifieerbare gegevens – en 100% van deze fosfaat in 15% van het beginvolume  oftewel de dikke fractie terecht zou komen, zou het gehalte van deze dikke fractie 52 kg fosfaat per ton bedragen. Nu zijn er geen mestscheiders die 100% van de fosfaat in de dikke fractie terecht laten komen, afhankelijk van het type scheider (centrifugaalscheider, vijzelpers, etc) worden lagere rendementen toegepast. Alle gehalten die boven de het op basis daarvan berekende gehalte uitkomt, vraagt om een zekere uitleg, omtrent het gebruikte ingangsmateriaal, de toegepaste scheidingstechniek of uitgevoerde nabehandelingen. Dit wil niet zeggen dat het onrealistische gehalten zijn, het wil zeggen dat het een nadere toelichting behoeft.

In de praktijk zegt RVO ruime grenzen te hanteren maar de ervaring leert dat men de grens aanmerkelijk lager legt dan hierboven weergegeven. Het is dus zaak om, wanneer u te maken heeft met hogere gehalten in de dikke mestfractie, het ontstaan en de achtergrond daarvan goed kunt onderbouwen en documenteren:  welk uitgangsmateriaal is gebruikt, welke scheider en welke scheidingsmethode is gebruikt, welke  (nabehandelings)technieken zijn toegepast. Hoe meer en hoe beter onderbouwd, hoe beter. De bewijslast ligt in dat geval immers bij u.

Terug naar de controles. Om meer grip te krijgen op de onrealistische gehalten in vaste mest heeft  de Staatssecretaris aangekondigd dat met ingang van deze zomer intermediairs, waar extreme gehaltes voorkomen, een meldplicht opgelegd kunnen krijgen. Zij moeten dan alle vrachten mest, die vervoerd gaan worden, vooraf melden bij RVO. Hierdoor kan de NVWA toezicht gaan houden op het laden, bemonsteren en vervoeren van mest door deze intermediairs.