Bij het aan- en afvoeren van meststoffen dient volgens de Meststoffenwet van elke vracht het stikstofgehalte en fosfaatgehalte te worden bepaald. Deze bepaling vindt plaats door weging, bemonstering en analyse  van de betreffende vracht door de vervoerder. De uitkomst van de bemonstering is voor de aan- en afvoerende partij van belang voor zijn/haar verantwoordingsplicht in het kader van de gebruiksnormen. In het verleden is al veel gezegd over de autonome of bewust gecreëerde onnauwkeurigheid van deze bepaling (het verschil tussen hetgeen op papier en wat in werkelijkheid wordt aan- of afgevoerd).

Hierbij ging het recentelijk vooral over de gehalten bij de afvoer van vaste mest na mestscheiding. Met de komst van de verwerkingplicht werd deze stroom nog belangrijker (niet alleen afvoer van het bedrijf, maar ook het voldoen aan de mestverwerkingsplicht) en nam de druk op de gehalten toe. Bovendien was het monsterprotocol voor deze meststroom nauwelijks uitgewerkt. Dit alles bij elkaar zou de fraudedruk opvoeren tot een onacceptabel niveau. Hierop heeft de overheid gereageerd door  vervoerders van deze meststoffen verplicht te stellen een systeem van automatische gegevensregistratie en Global Positioning Systeem (AGR/GPS-apparatuur) te hanteren bij het laden en lossen van de mest.

Tot op heden hanteren vervoerders bij de bemonstering van vrachten met vaste mest zogenaamde  ‘losse koffers’ met daarin de AGR/GPS-apparatuur (zie foto). Volgens de staatssecretaris waarborgen deze ‘losse koffers’ echter onvoldoende dat het fysieke mesttransport overeenkomt met de opgegeven hoeveelheid vaste mest en de gehaltes op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen (VDM). Het zou te gemakkelijk zijn gegevens te manipuleren en daarmee zou de toepassing van dit soort ‘losse koffers’ een mogelijke bron van fraude zijn.

Met ingang van 1 april 2015 is ter voorkoming hiervan, bij het vervoer van vaste mest, een onlosmakelijke verbinding verplicht van de AGR/GPS-apparatuur gemonteerd op het chassis van het transportmiddel, waarmee de mest wordt vervoerd. Hiermee wordt voor het vervoer van vaste mest aangesloten bij de verplichting die al geldt bij het vervoer van drijfmest. De sector krijgt gedurende een overgangsperiode, tot 1 januari 2016 de gelegenheid om de transportmiddelen uit te rusten met de gekoppelde AGR/GPS-apparatuur.

Een tweede maatregel is dat de monstername van vaste mest in de toekomst alleen nog worden uitgevoerd door geaccrediteerde, onafhankelijke laboratoria of monsternemende organisaties.  Hierover zijn weliswaar een aantal besluiten genomen, maar de exacte datum waarop dit wordt ingevoerd is nog niet bekend.  Wat al wel bekend is, is dat:

  • de onafhankelijke monsternemer zal een persoon zijn die werkt voor een geaccrediteerde organisatie
  • de monsternemende organisatie wordt door de overheid erkend
  • om marktwerking te bevorderen is er voor gekozen om niet alleen laboratoria maar ook andere monsternemende organisaties in aanmerking te laten komen voor accreditatie en erkenning.

Om praktische redenen wordt de onafhankelijke monsterneming gefaseerd ingevoerd, te beginnen met dikke fractie. Afhankelijk van de ervaringen en resultaten in dat traject, wordt de nieuwe werkwijze ook naar andere mestsoorten uitgerold. Uitzonderingen zijn alleen mogelijk als private systemen voldoende waarborg bieden. Het streven is om de maatregel voor de onafhankelijke monstername rond de zomer 2015 gereed te hebben voor introductie.