Om te corrigeren voor verliezen van stikstof tussen het moment van mestproductie en de toediening of afvoer van deze mest wordt een correctiefactor berekend. Daarnaast mogen staldierbedrijven (varkens, pluimvee, witvlees, etc) nog een extra correctie toepassen voor de verliezen die hoger zijn dan deze correctiefactor. Deze extra factor wordt de correctie voor het stikstofgat genoemd.
Deze extra correctiefactor mag echter alleen worden toegepast door staldierenbedrijven, niet door graasdierenbedrijven (melkvee, rosevlees). Dit ondanks het gegeven dat de praktijk aangeeft dat er meer dan redelijke aanwijzingen zijn dat zo’n bovenwettelijk stikstofverlies ook optreed op graasdierbedrijven. De minister heeft inmiddels ook een werkgroep de opdracht gegeven nader te onderzoeken hoe een graasdierenbedrijf het bestaan van een stikstofgat op haar bedrijf kan onderbouwen Toch blijft de wetgeving op dit punt het bestaan van hogere verliezen van stikstof ontkennen. Onlangs deed de rechtbank Overijssel uitspraak in een zaak waarin het stikstofgat een rol speelde:
Eiser exploiteert een landbouwbedrijf. In 2020 hield hij onder andere melkvee. Op basis van een administratieve controle heeft de minister aan eiser een boete van € 15.605,10 opgelegd wegens het overschrijden van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in het jaar 2020. Uit de berekening van verweerder zou blijken dat eiser 2.477 kg stikstof uit dierlijke meststof meer heeft toegediend aan haar landbouwgrond dan de gebruiksnorm toeliet.
Eiser zet onder andere vraagtekens bij de door de minister gehanteerde stikstofverliezen bij de mestproductie van het rundvee. Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat bij rundvee het stikstofgat, zoals dat wordt gehanteerd bij staldieren, ook moet worden toegepast. Eiser heeft hierbij verwezen naar onderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) en de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM). Ook heeft eiser verwezen naar de reactie van de minister op allerlei verzoeken op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) die zijn gemachtigde heeft ingediend. Daaruit concludeert eiser dat de minister niet kan onderbouwen waarom bij staldieren wel een stikstofgat wordt toegepast en bij rundvee (graasdieren) niet.
De minister heeft in het bestreden besluit aangevoerd dat de mestproductie van melkvee is overgenomen door de door eiser zelf aangeleverde bedrijfsspecifieke excretieberekening (hierna: BEX-berekening). De normeringen in de BEX, waaronder stikstofverliezen naar de lucht, zijn gebaseerd op adviezen van deskundigen die periodiek controleren of op grond van nieuw onderzoek en/of ervaringsgegevens aanleiding bestaat de normen te herzien. De door eiser overgelegde onderzoeken van het CBS en de CDM vormen onvoldoende tegenbewijs om deze normeringen in twijfel te trekken. Er is daarom geen reden om, naast de in de BEX opgenomen normering voor stikstofverliezen naar de lucht, nog een extra correctie voor stikstofverliezen toe te passen.
Ter zitting heeft de minister hieraan toegevoegd dat de stikstofexcretieforfaits voor melkvee met ingang van 1 januari 2025 zijn aangepast (Staatscourant: 19 december 2024, nr. 41564). Uit de brief van de minister aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 13 september 2024 blijkt dat de verhoging van de norm alleen ziet op de forfaitaire excretiegehalten voor graasdieren en niet op de BEX. In de BEX-berekening is al een correctie opgenomen voor stikstofvervluchtiging. De minister heeft verwezen naar, onder meer, de uitspraak van het CBb van 3 december 2024, ECLI:NL:CBB:2024:869.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De op een bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kg stikstof en fosfaat, wordt bepaald op basis van de in artikel 66 van het Uitvoeringsbesluit opgenomen berekeningsmethoden. Het eerste lid van dit artikel ziet op de berekening bij graasdieren niet zijnde melkkoeien, het tweede lid heeft betrekking op melkkoeien en het derde lid ziet op staldieren.
Op grond van paragraaf 5.1.4.4. van het Boetebeleid Meststoffenwet RVO wordt bij het vaststellen van de stikstofproductie van staldieren rekening gehouden met een (bovenwettelijk) stikstofgat. In de wettelijk vastgestelde excretieforfaits bij graasdieren is al rekening gehouden met hogere stikstofverliezen en wordt er geen extra stikstofcorrectie toegepast. Dat bij het forfaitair bepalen van de stikstofproductie van graasdieren geen stikstofgat graasdieren hoeft te worden toegepast, is meermalen in de rechtspraak bevestigd. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 19 december 2023, ECLI:NL:CBB:2023:724, overweging 6.3.
In deze zaak is de minister uitgegaan van de door eiser overgelegde BEX-berekening. De BEX-berekening is een erkende wijze van vrij bewijs om de mineralengehaltes in de geproduceerde mest van melkvee vast te stellen afwijkend van de wettelijke forfaits (zie paragraaf 5.1.4.1 van het Boetebeleid). In deze berekening is al rekening gehouden met stikstofverliezen naar de lucht. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de minister dat de met ingang van 1 januari 2025 aangepaste excretieforfaits voor melkvee in deze zaak niet van toepassing zijn. Dit is in lijn met de uitspraak van het CBb van 3 december 2024, overweging 4.2.2, waarnaar de minister in dit kader heeft verwezen.
De stelling van eiser – dat de minister niet kan onderbouwen waarom bij staldieren wel een stikstofgat wordt toegepast en bij melkkoeien niet – onderschrijft de rechtbank niet. Zoals de rechtbank in haar – niet gepubliceerde, maar de gemachtigde wel bekende – uitspraak van 31 juli 2023 (registratienummer: ZWO 22/1838), overwegingen 5.2 en 5.3 reeds heeft geoordeeld, heeft de minister voldoende dragend beargumenteerd dat de berekening van een stikstofgat alleen bij staldieren wordt toegepast. Bij staldieren worden de gasvormige stikstofverliezen immers als aparte post in de berekening meegenomen. In onderhavig geval is sprake van melkvee waarbij een BEX-berekening is gemaakt. Daarin is het verlies al in de berekening verdisconteerd.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft onderbouwd waarom de rechtbank moet terugkomen op deze eerdere lijn en waarom de argumentatie van de minister geen stand kan houden. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van willekeur of van een ongerechtvaardigd onderscheid bij de vaststelling van de mestproductie van staldieren enerzijds en die van melkvee anderzijds. Het beroep wordt op dit punt ongegrond verklaard.
Een ten minste matige onderbouwing van de vraag waarom het stikstofverlies bij mest geproduceerd door staldieren (zoals een witvleeskalf) kan variëren tussen 5% en 45%, maar bij mest van graasdieren (zoals melkvee of jongvee van melkvee), dit blijkbaar niet het geval kan zijn. Niet valt in te zien wat de fysische of chemische achtergronden van een dergelijk verschil zouden kunnen zijn. Daarmee is de juridische werkelijkheid vooralsnog een andere dan de natuurkundige werkelijkheid.
Oftewel: wordt vervolgd!
Lees hier de volledige uitspraak