Bestuurlijke boetes die worden opgelegd voor overtredingen van de Meststoffenwet kunnen hoog zijn, zeer hoog zijn zelfs. Zo hoog zelfs dat betaling ervan de toekomst van een bedrijf meer dan in gevaar kan brengen.

Ook als er geen of weinig financieel voordeel is behaald kunnen de boetes torenhoog zijn. RVO stelt zich op het standpunt dat het feit dat weinig of geen economisch voordeel is behaald door een overtreding geen rol speelt bij het vaststellen van de hoogte van het boetebedrag. Kort door de bocht gesteld: De boetebedragen zijn  hard in de wet opgenomen en RVO past deze toe.

Uit bestendige jurisprudentie volgt wel dat de financiële positie van een bedrijf in het kader van het evenredigheidsbeginsel een omstandigheid kan vormen voor matiging of verlaging van het boetebedrag.  Op het bevoegde gezag dat een boete oplegt berust dan ook de taak om te beoordelen of de hoogte van een bestuurlijke boete, mede gelet op de draagkracht van de overtreder, geen onevenredige gevolgen heeft voor diezelfde overtreder.

Onder onevenredige gevolgen wordt verstaan dat de overtreder failliet gaat of dreigt te gaan. Of  dat door de betaling van de boete – en onder normale bedrijfsomstandigheden –  door vermindering van het bedrijfsresultaat, de betalingscapaciteit zo ver daalt dat het inkomen onder bijstandsniveau komt. Een gebrek aan draagkracht kan betekenen dat de boete met (maximaal) 50% verminderd wordt.

RVO onderzoekt bij het opleggen van boetes vanwege overtredingen van de regels en voorwaarden van de Meststoffenwet niet ambtshalve of de financiële positie van de overtreder door de voorgenomen boete zorgelijk wordt. RVO stelt dat het aan het bedrijf zelf is om aan te tonen dat sprake is van verminderde draagkracht. Op het moment dat een beroep op verminderde draagkracht wordt gedaan, moet betrokkene met financiële gegevens over de afgelopen drie jaren het ontbreken van financiële draagkracht aantonen.

Hiervoor moeten de volgende gegevens worden overgelegd:

  • originele inkomensverklaring van de belastingdienst van de afgelopen 3 jaar;
  • belastingaangiften van het bedrijf en, als dat van toepassing is, van de eigenaar/verno(o)t(en) van de afgelopen 3 jaar;
  • afschriften van alle bank- en spaarrekeningen van het bedrijf, van de eigenaar en, als dat van toepassing is, van de verno(o)t(en) van de laatste 3 maanden;
  • jaarrekeningen van de laatste 3 jaar, die bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening en de toelichting hierop (bij een rechtspersoon moet de jaarrekening opgemaakt zijn door een accountant);
  • verklaring van de gemeente over de WOZ-waarde van de onroerende goederen;
  • hypotheekoverzichten van de bank;
  • het meest recente taxatierapport van onroerende goederen van een erkende makelaar (maximaal 3 jaar oud);
  • optioneel: een vrijstelling van gemeentebelasting.

Bij voorbaat stelt RVO dat een bestuurlijke boete niet wordt gematigd op basis van draagkracht ingeval:

  • een zelfde of soortgelijke overtreding eerder is begaan (recidive);
  • een faillissement ook zonder een boete onvermijdelijk is;
  • het bedrijf failliet is;
  • het bedrijf in de schuldsaneringsregeling zit;
  • het bedrijf de gegevens niet volledig en/of niet naar waarheid doorgeeft of de bewijsstukken niet (volledig of toereikend) toestuurt;
  • de waarde van het vermogen, het inkomen en de overwaarde op de woning, de overwaarde op de bedrijfspand(en) en de overwaarde op de grond hoger zijn dan de boete.