Overtredingen van de Meststoffenwet leveren vaak (erg) hoge boetebedragen op. Regelmatig is het boetebedrag zo hoog dat de vraag wordt gesteld: kan of mag dat eigenlijk wel? Oftewel hoe hoog mag een boete maximaal zijn? Het antwoord: erg hoog!

Bij overtreding van artikel 7 (overschrijding van de gebruiksnormen voor bedrijven met grond) of artikel 14, eerste lid Meststoffenwet (niet voldoen aan de verantwoordingsplicht voor dierlijke mest voor bedrijven zonder grond) wordt aan de overtreder een bestuurlijke boete opgelegd. De hoogte van deze boete is vastgelegd in respectievelijk artikel 57 en artikel 58 van de Meststoffenwet. Het betreft dan een boete per kilogram overschrijding van de gebruiksnormen respectievelijk het niet kunnen voldoen aan de verantwoordingsplicht. Dit zijn kortweg gesteld de welbekende 7 euro per kg stikstof en 11 euro per kg fosfaat.

foto rapport van bevindingen
Niet voldoen aan de gebruiksnormen of aan de verantwoordingsplicht kan snel resulteren in een hoge boete.

De vraag die vaak volgt is: wat is het maximum boetebedrag dat kan worden opgelegd. Hierover zegt artikel 62, derde lid van de Meststoffenwet meer. Dit artikel geeft aan dat het maximale bedrag waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd per overtreding ten hoogste het bedrag kan zijn dat is bepaald voor de vijfde categorie, zoals bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel geeft aan dat voor een natuurlijk persoon het maximale boetebedrag 82.000 euro bedraagt.

Daarbij komt dat artikel 23 zesde lid van het Wetboek van Strafrecht stelt dat bij aan een rechtspersoon een maximale geldboete kan worden opgelegd van ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie. In dit geval betekent dat dus een overtreding van de zesde categorie , zoals bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor sinds 1 januari 2016 een maximum boetebedrag van 820.000 euro kan worden opgelegd. Dit maximum bedrag geldt dus voor rechtspersonen als een besloten vennootschap, een maatschap of een vennootschap onder firma.

Uit het bovenstaande blijkt dat de wetgever er voor heeft gekozen om voor de vaststelling van de maximale boetehoogte aansluiting te zoeken bij de sanctionering zoals die wordt bepaald in het strafrecht. De maximale boetehoogte is gelijk aan de maximale boetehoogte voor een overtreding die zou leiden tot een boete van de vijfde categorie artikel 23, vierde lid Wetboek van Strafrecht. In de memorie van toelichting op de Meststoffenwet (TK 20042005, 29930, nr.3, p.20-21) staat overigens beschreven dat de boetehoogte wordt afgestemd op de boete die kan worden opgelegd ingevolge de Wet op de economische delicten.

Het bovenstaande betekent dat wanneer de hoogte van de boete ter discussie wordt gesteld, dit slechts zelden zal gebeuren vanwege een overschrijding van het boetebedrag dat maximaal kan worden opgelegd. Eerder zal een beroep wordt gedaan op matiging van het boetebedrag vanwege bijzondere omstandigheden of omstandigheden waarin de Wet niet heeft voorzien. Hiertoe zal moeten worden onderbouwd, aangetoond en gemotiveerd dat het werkelijk genoten financiële voordeel dat is verkregen door de overtreding, aanmerkelijk geringer is geweest dan op basis van de uitgangspunten die worden gehanteerd door de wetgever.

Tenslotte is van belang dat bij de vaststelling van een bestuurlijke boete rekening moet worden gehouden met de draagkracht van de overtreder in de mate waarin dat nodig is met het oog op een passende bestraffing van de overtreder zonder dat deze onevenredig wordt getroffen. Het zal duidelijk zijn dat hoe beter dit kan worden onderbouwd, hoe beter met die omstandigheden rekening kan en zal worden gehouden.