Staatssecretaris van Dam heeft per brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat en hoe hij het systeem van fosfaatrechten in de melkveehouderij wil invoeren.  De afgelopen maanden is er uitvoerig overleg geweest tussen het ministerie en de zogenaamde regiegroep  ( LTO Nederland, de Nederlandse Zuivelorganisatie, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, Netwerk GRONDig en de Stichting Natuur en Milieu) over de invulling van het systeem.  De uiteindelijke opzet is dan ook een compromis tussen de wensen van de diverse partijen. Een groot aantal van die wensen hebben we de afgelopen periode in de media al voorbij zijn gekomen (ontzien extensieve bedrijven, generieke korting, afroming bij transacties, vrije verhandelbaarheid, etc). Hieronder kort een aantal hoofdpunten uit de brief van de Staatssecretaris:

koe in wei
Vanaf 2017 fosfaatrechten voor melkvee

Peildatum

Alle melkveebedrijven krijgen per 1 januari 2017 een hoeveelheid fosfaatrechten toegekend op basis van het aantal gehouden koeien op 2 juli 2015, de datum waarop het fosfaatstelsel werd aangekondigd. De rechten worden gebaseerd op het aantal dieren dat op de peildatum werd gehouden. Uitgangspunt van het stelsel is dat melkveehouders alleen de fosfaat mogen produceren – en dus melkvee mogen houden – waarvoor ze de over fosfaatrechten beschikken.  Wel kan het voordeel van efficiënter produceren (BEX voordeel) worden gebruikt om met minder fosfaat per dier, meer dieren te houden. Voorwaarde is wel dat het instrument kringloopwijzer voldoende geborgd kan worden.

Grondgebonden bedrijven

Bij de invoering van het stelsel wil Van Dam extensieve, grondgebonden bedrijven zoveel mogelijk ontzien. Boeren met meer plaatsingsruimte op hun grond dan mestproductie door het melkvee  – en die dus geen aandeel hebben in het fosfaatoverschot – krijgen extra rechten op basis het verschil tussen mestproductie en plaatsingsruimte. Voor de berekening van de plaatsingsruimte wordt aangesloten bij de GDI opgave van 2015.

Generieke korting

De totale hoeveelheid rechten die op deze manier wordt toebedeeld is echter te groot om de fosfaatproductie weer onder het zogenaamde fosfaatplafond te brengen. Daarom worden de toegekende fosfaatrechten voor een gedeelte afgeroomd. Het afromingspercentage op bedrijfsniveau zal tussen 4 en maximaal 8% liggen. Het exacte afromingspercentage wordt op 1 juli 2017 vastgesteld. Dat is de uitkomst van het overleg van staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken met de melkvee- en zuivelsector. Melkveehouders krijgen vervolgens tot begin 2018 de tijd om hun fosfaatproductie via natuurlijk verloop in te krimpen. Vanaf 1 januari 2018 mogen melkveehouders dan niet meer fosfaat produceren dan hun fosfaatrechten minus de generieke korting.

Afroming bij verhandelen
Melkveehouders die hun bedrijf beëindigen of die minder koeien willen houden kunnen de rechten die daarmee vrijkomen onderling verhandelen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zal dit bijhouden in een register. Bij iedere transactie komt 10% van de overgedragen rechten te vervallen. Hierdoor wordt de totale hoeveelheid rechten verlaagd en moet – samen met de generieke korting – een totale fosfaatproductie die onder het niveau van het fosfaatplafond ligt kunnen worden gerealiseerd. Of de korting bij transacties ook van toepassing is bij de wijziging van ondernemingsvorm of overname/overdracht van een bedrijf is op dit moment nog niet bekend. Wellicht dat hier een uitzondering voor komt wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Zodra de fosfaatproductie weer onder het het fosfaatplafond is gebracht, zal RVO rechten die via transacties zijn afgeroomd opnieuw uitgeven aan bedrijven die aan nader te bepalen voorwaarden voldoen.

Beschikking en knelgevallenregeling
Melkveehouders ontvangen later dit jaar een beschikking omtrent het aantal fosfaatrechten dat is toegekend. Mocht deze niet correct zijn dan kan hiertegen gericht bezwaar worden gemaakt. Ook kan een beroep worden gedaan op een beperkte knelgevallenregeling op het moment dat er aantoonbare bijzondere omstandigheden op het bedrijf speelden waardoor tijdelijk minder dieren op het bedrijf werden gehouden (genoemd wordt ziekte van de ondernemer).

Lees hier de volledige brief