In Bijlage D, tabel III van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en Tabel 4 (“Diergebonden normen”) van de tabellenbrochure Mestbeleid, worden de verschillende diersoorten en –categorieën die onder de Meststoffenwet vallen gedefinieerd en omschreven. Zo zijn voor de diersoort varkens onder andere de diercategorieën fokzeugen, biggen en vleesvarkens gedefinieerd. Dit met de volgende omschrijvingen:

  • Fokzeugen inclusief biggen tot een gewicht van 25 kg (categorie 401):  “tenminste éénmaal gedekte of geïnsemineerde zeugen of guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg.
  • Biggen (categorie 407): “gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd en worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg”, en
  • Vleesvarkens (categorie 411) “varkens die worden gehouden voor de slacht vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg. Ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg.”

In de omschrijving  voor de diercategorieën ‘biggen’ en ‘vleesvarkens’ is aansluiting gezocht bij de praktijk, waarin, biggen, die niet op het vermeerderingsbedrijf worden gemest, maar worden geleverd aan een mesterij. Deze dieren gaat over op een leeftijd van ongeveer 10 weken en wegen dan in de regel ongeveer 25 kg. Soms iets minder dan 25 kg maar soms ook zwaarder dan 25 kg: circa 25 kg dus. De omschrijving circa is dan ook opgenomen in de tabellen om tegemoet te komen aan de variatie die zich in de praktijk bij dit soort bedrijven voor kan doen.

Tussen big en vleesvarken bestaat wel een verschil  met betrekking tot het aantal benodigde varkensrechten op een bedrijf is er wel een verschil tussen big of vleesvarken: Een big tot circa 25 kg telt niet mee binnen de systematiek van de varkensrechten (ze vallen onder de noemer: fokzeug plus biggen), voor een vleesvarken is dit wel het geval en dient per gemiddeld gehouden vleesvarken één varkensrecht beschikbaar te zijn. Daarmee wordt de vraag relevant: wat wordt exact bedoeld met de omschrijving ‘circa 25 kg lichaamsgewicht’.

Het standpunt van de NVWA in deze is dat om tegemoet te komen aan de variatie die binnen een vermeerderingsbedrijf op kan treden  de biggen die bij het afleveren een gewicht hebben van tussen de 25 en 30 kg niet onder een andere diercategorie (categorie 411: vleesvarken) geregistreerd hoeven te worden. Biggen die bij afvoer van het bedrijf echter 30 kg of zwaarder wegen dienen als vleesvarken (categorie 411) te worden geregistreerd vanaf het gewicht van 25 kg.

Dit betekent dat wanneer koppel van 500 biggen word afgeleverd met een gewicht van gemiddeld 31,5 kilogram per dier, dit koppel vanaf het gewicht van 25 kg geregistreerd had moeten worden als vleesvarken. Uitgaande van een groei van 500 gram per dier per dag betekent dit een periode van 13 dagen vóór het aflevermoment. Dit betekent dit dat voor 500 dieren en 13 dagen extra varkensrechten nodig zijn. Dit betekent voor dit boorbeeld dat 17,8 varkensrecht nodig zou zijn geweest om deze dieren te houden. Dit is alleen voor het houden van dit koppel biggen. Als het vaker voorkomt dat een zwaardere koppel wordt geleverd of wanneer structureel zware biggen worden geleverd loopt dit aantal benodigde rechten snel op.

In dat kader is vervolgens van belang dat de NVWA een tolerantiegrens aanhoudt tussen het aantal geregistreerde varkensrechten en het aantal geconstateerd benodigde varkensrechten van 1%. Zeker voor bedrijven die structureel zwaar afleveren iets om nadrukkelijk rekening mee te houden.