Op grond van artikel 8a, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) wordt op zand- en lössgronden na de teelt van maïs direct aansluitend een vanggewas geteeld.  Deze regel is ingesteld om de uitspoeling van nitraat naar het grondwater te beperken.

Mais neemt na de bloei nog nauwelijks stikstof op uit de bodem. Er komt echter in die periode en na de oogst van snijmais nog wel de nodige stikstof vrij. Deze stikstof (veelal nitraat) zou daarmee – op zand- en lössgrond – gedurende de winter uit kunnen spoelen. Wanneer een vanggewas wordt geteeld wordt de kans daarop een stuk kleiner.

Om de teelt van het vanggewas te laten slagen zijn uiterlijke zaaidatums in de regeling opgenomen (1 oktober). Immers alleen dan kan de uitspoeling van nitraat worden beperkt anders kost het alleen maar geld. Om de vastgelegde stikstof pas weer vrij te laten komen op het moment dat het behouden blijft voor gewassen geldt vervolgens nog de eis dat het vanggewas niet mag worden vernietigd tot 1 februari van het daaropvolgende jaar.

Het inzaaien van een vanggewas kan plaatsvinden door middel van onderzaai van een vanggewas of door direct aansluitend na de oogst van de maïs een vanggewas in te zaaien. Het vanggewas moet sowieso uiterlijk 1 oktober van het betreffende jaar zijn ingezaaid.

Een uitzonderlijk jaar geeft ook uitzonderlijke vragen, namelijk: mag je na de oogst van de mais en voorafgaand aan de teelt van het vanggewas, het perceel nog bemesten. Op bouwland is bemesting met toegestaan tot en met 15 september. Dit geldt voor alle grondsoorten. Nu flink wat mais al geoogst is voor die datum is de vraag of er dan nog mest mag worden uitgereden.

Uit de regelgeving wordt dit niet hard duidelijk. Dit ziet op de vraag hoe het begrip ‘direct aansluitend’ moet worden gelezen. Meer concreet is het daarbij de vraag of het begrip ‘direct aansluitend’ nog ruimte laat voor het bemesten van het perceel na de oogst van de mais en voor de inzaai van het vanggewas.

Eerder oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (ECLI:NL:CBB:2018:611) dat direct aansluitend niet anders te lezen is dan dat er onmiddellijk – dus zonder onderbreking – na de oogst van maïs een vanggewas dient te worden ingezaaid. Duidelijk zou je zeggen.

Het College stelt daarnaast echter ook dat er verschil van mening kan bestaan over het antwoord op de vraag wat precies ‘direct aansluitend’ is en stelt daarbij dat de gekozen terminologie in ieder geval geen ruimte geeft om veertien dagen te wachten.

Maar hoe lang dan wel ? Want in het geval ‘direct aansluitend’ dient te worden gelezen als ‘binnen 24 uur’ of ‘binnen 48 uur’ zou dit wel die ruimte toelaten en betekenen dat na de oogst de mest direct uitgereden moeten worden om direct daarna vervolgens het verplichte vanggewas tijdig in te kunnen zaaien. Of spreken we – wanneer er tussendoor wordt bemest – niet meer over ‘direct aansluitend’ omdat een andere handeling is verricht die niet is gericht op de oogst van de snijmaïs of de teelt van het vanggewas.

Onze inschatting is wanneer bemest wordt geen sprake meer is van ‘onmiddellijk – dus zonder onderbreking – na de oogst van maïs inzaaien van een vanggewas’. Maar het hangt af van de invulling die het bevoegde gezag hieraan geeft. Het schijnt dat het bevoegde gezag zich momenteel op het standpunt stelt dat bemesten mogelijk kan zijn en daarbij toch aan het begrip ‘direct aansluitend’ wordt voldaan.

Voor wie het vanggewas als onderzaai heeft ingezaaid geldt nog als extra aandachtspunt dat bij een controle het bemesten (en onderwerken) kan worden gezien als vernietiging van het vanggewas en zoals eerder genoemd is dat niet toegestaan. Dit betekent dat wie onderzaai heeft toegepast en toch wil bemesten dan – gezien bovenstaande – na de oogst van de mais, en de bemesting, direct aansluitend alsnog een vanggewas in zou dienen te worden gezaaid om tenminste de discussie over vernietiging van het vanggewas te voorkomen. Blijft de discussie over direct aansluitend (zie vorige paragraaf) nog staan.

Klik hier om dit artikel te downloaden