Nadat een aan appellante opgelegde boete die was opgelegd wegens vermeende overschrijding van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen door verweerder in de aanloop naar een (hoger)beroepszaak wordt herroepen en de boete komt te vervallen, kan een vervelende periode worden afgesloten. Immers appellante wordt daarmee in het gelijk gesteld en heeft geen materieel belang meer bij een beoordeling van het (hoger) beroep.

De vraag is echter of het hierbij ook moet blijven. Zeker wanneer de procedure lang heeft geduurd en appellante daardoor lang in onzekerheid heeft verkeerd. In een voorbeeld van een dergelijke zaak deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven onlangs uitspraak.

In deze zaak deed appellante, hoewel de opgelegde boete door verweerder was ingetrokken, een beroep op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Appellant heeft in verband daarmee het College verzocht haar een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen.

In punitieve zaken geldt het uitgangspunt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties (in dit geval: RVO, rechtbank, College van Beroep voor het bedrijfsleven) in beginsel is overschreden als die procedure in eerste aanleg langer (tot en met uitspraak van de rechtbank) dan twee jaar en in haar geheel (tot en met uitspraak van het College) langer dan vier jaar in beslag heeft genomen.

Deze termijn begint op het moment waarop een handeling is verricht waaraan de betrokkene in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Dat is in dit geval de datum waarop aan appellante is medegedeeld dat verweerder voornemens is appellante een bestuurlijke boete op te leggen wegens overschrijding van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen. De datum van toezenden van het voornemen dus.

Deze periode loopt tot aan de datum van de herziening van beslissing op bezwaar. Door het herroepen van de boete door verweerder is immers het materiële geschil beëindigd, waardoor voor appellante niet langer sprake was van spanning en frustratie.

Een overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigt een compensatie voor immateriële schade. Nu de opgelegde boete wegens overschrijding van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen als gevolg van de herziene beslissing op bezwaar geheel is vervallen, zal deze compensatie geschieden in de vorm van een schadevergoeding. Deze schadevergoeding bedraagt € 500,- per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden, naar boven afgerond (ECLI:NL:CBB:2015:231). In deze zaak werd een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan appellante.

Het zijn geen geweldige bedragen, maar wel een tegemoetkoming voor de lange duur van de procedure met de bijbehorende onzekerheid, spanning en frustratie.

Lees hier de volledige uitspraak