Wie een bestuurlijke boete krijgt opgelegd voor het vermeende niet hebben voldaan aan de regels en voorwaarden van de Meststoffenwet kan daar bezwaar tegen maken. Het instellen van bezwaar ontslaat betrokkene echter niet van het betalen van de boete. Met andere woorden: ook al wordt er bezwaar gemaakt, dan nog moet de boete worden betaald (of een bankgarantie ter hoogte van het boetebedrag worden overlegd) .

Vaak gaat het om hoge boetebedragen die niet direct kunnen worden betaald of die niet kunnen worden afgedekt door een bankgarantie. Dan zijn er nog een aantal mogelijkheden. Ik noem er hier twee:

  • Het treffen van een tijdelijke betalingsregeling.
  • Het treffen van een voorlopige voorziening

Bij het treffen van een tijdelijke betalingsregeling wordt er een afspraak gemaakt met RVO (en het CJIB) dat maandelijks een bepaald bedrag wordt betaald. Standaard zijn deze bedragen 500 euro per maand voor een eenmanszaak en 1000 euro per maand voor een samenwerkingsverband (maatschap of vennootschap onder firma, bv, etc). Deze tijdelijke betalingsregeling loopt in principe tot de beslissing op bezwaar, maar kan daarna (bij het instellen van beroep of hoger beroep) in overleg worden verlengd.

Een tweede optie is het treffen van een voorlopige voorziening. Een voorlopige voorziening dient te worden aangevraagd bij de voorzieningenrechter. Dan wordt uitstel verleend van betaling van de boete indien kan worden aangetoond dat sprake is van spoedeisend belang en onomkeerbare gevolgen indien de boete alsnog wordt voldaan.

In het algemeen zal RVO hierop reageren dat men bereid is de inning van de boetes aan te houden indien het verzoek om voorlopige voorziening intrekt, onder de voorwaarde dat verzoekster zelf het griffierecht en de proceskosten in verband met haar verzoek om voorlopige voorziening voor haar rekening neemt.

Dus bij een betalingsregeling wordt direct afgelost op de boete. Mocht achteraf blijken dat er teveel betaald is dan komt het teveel betaalde retour (inclusief een bescheiden rentevergoeding). Bij een voorlopige voorziening hoeft lopende het bezwaar niets van de boete te worden betaald, maar dient wel het griffierecht en de kosten voor het indienen van de voorlopige voorziening te worden betaald.

Wanneer dan niet wordt ingegaan op het voorstel van RVO (intrekken voorlopige voorziening, zelf dragen van de kosten voor de voorlopige voorziening en het griffierecht) en kwestie wordt voorgelegd aan de voorzieningenrechter dan trekt de indiener toch vaak aan het kortste eind zoals blijkt uit deze recente uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder waarbij haar boetes zijn opgelegd van in totaal € 24.721,20. Daarnaast heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen voor de betaling van de boete. .

Verweerder heeft (zoals min of meer gebruikelijk) te kennen gegeven bereid te zijn de inning van de boetes aan te houden indien verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening intrekt, onder de voorwaarde dat verzoekster zelf het griffierecht en de proceskosten in verband met haar verzoek om voorlopige voorziening voor haar rekening neemt. Verzoekster heeft laten weten dat zij enkel bereid is om het verzoek in te trekken indien verweerder zich bereid verklaart het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.

Verzoekster heeft aangevoerd dat zij tot tweemaal toe heeft verzocht om opschorting van de betaling maar dat verweerder enkel wil overgaan tot het treffen van een betalingsregeling. Met dit verzoek om voorlopige voorziening wil verzoekster voorkomen dat er een onomkeerbare situatie ontstaat omdat zij zonder opschorting al is “veroordeeld” tot betaling zonder dat er sprake is van een rechtmatigheidsbeoordeling van het bestreden besluit.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat geen sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat niet valt niet in te zien dat verzoekster de uitkomst van de bodemprocedure niet kan afwachten, al dan niet met gebruikmaking van een betalingsregeling.  Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het spoedeisend belang van het verzoek niet aannemelijk is gemaakt en dat het verzoek om schorsing van het bestreden besluit daarom moet worden afgewezen.

Hiermee is verzoekster weer aangewezen op de betalingsregeling die RVO voorstelt. Daarbij is verzoekster ook het griffierecht verschuldigd en mogelijk zijn er kosten gemaakt voor het indienen van de voorlopige voorziening.

Moraal van het verhaal: het meest eenvoudige is het afsluiten van een betalingsregeling met RVO. Hoewel betrokkenen het soms wel zo ervaren is dit geen schuldbekentenis. Integendeel. Wie toch volledig uitstel van betaling wenst kan een voorlopige voorziening aanvragen bij de voorzieningenrechter, maar op het moment dat RVO daarin mee wil gaan onder de voorwaarden dat de voorlopige voorziening vervolgens weer wordt ingetrokken en men zelf het griffierecht en de proceskosten voor haar rekening neemt, deze voorwaarden ook accepteert. Niet leuk, maar wel verstandig.

Uiteraard zijn er altijd uitzonderingen waarbij een voorlopige voorziening wellicht wel aan de orde is, maar vanwege het feit dat RVO een betalingsregeling aanbiedt zal de voorzieningenrechter daar niet snel in mee gaan.

Nog onverstandiger is niets doen. Wie niet betaald en geen regeling overeenkomst of een voorziening treft zal na verloop van tijd te maken krijgen met deurwaarders, beslaglegging en alle gevolgen van dien.

Lees hier de volledige uitspraak. Heeft u vragen? Neem dan Contact met ons op!!