Onlangs deed de rechtbank Gelderland uitspraak in een zaak waarin onder andere het verbod op reformatio in peius aan de orde kwam. Dit verbod houdt in dat het maken van bezwaar of het instellen van beroep in beginsel niet mag leiden tot een verslechtering van de (rechts)positie van de degene die het rechtsmiddel aanwendt. Eén van de deelvragen in deze procedure was of dit verbod hier was overtreden.
Wat speelde er? Eiser exploiteert een agrarisch melkveehouderij. Het bedrijf is gecontroleerd op naleving van de Meststoffenwet. Uit deze controle bleek kort samengevat dat de gebruiksnormen zijn overschreden.
Aan de boeteberekening ligt een BEX berekening ten grondslag. Daarin wordt uitgegaan van ‘Jersey kruislingen’ als het ras van het melkvee op het bedrijf van eiseres. In de beslissing op bezwaarschrift concludeert verweerder al dat dit niet het juiste ras is, maar past dit niet aan in haar berekeningen omdat anders het boetebedrag hoger zou worden en niet zou zijn voldaan aan het verbod op reformatio in peius.
In het verweerschrift tegen het door eiser ingestelde beroep constateert verweerder dat de beslissing op bezwaarschrift een fout bevat met betrekking tot de waardering van de voorraden dierlijke mest. Door de correctie van deze fout neemt het boetebedrag aanzienlijk af. Gezien dat feit komt verweerder alsnog terug op de in haar berekening gehanteerde diercategorie en stelt dat toch moet worden uitgegaan van de voor eiseres meer nadelige categorie ‘overige rassen’. Hierdoor wordt het boetebedrag weer wat hoger, maar blijft lager den in de beslissing op bezwaarschrift.
Eiser voert in beroep aan dat verweerder, gezien het verbod op reformatio in peius, in beroep niet mag uitgaan van een voor eiser ongunstigere BEX berekening door uit te gaan van een ander ras koeien. Bij de oplegging van de boete en bij beoordeling van het bezwaar werd er nog uitgegaan van een excretie van 5.626 kilogram stikstof en 1.920 kilogram fosfaat. Dat is de excretie voor jersey-kruislingen, zoals die volgt uit de Handreiking BEX. Maar nu hanteert de minister ineens een andere excretie, namelijk van 6.360 kilogram stikstof en 2.174 kilogram fosfaat. Dat is de excretie uit de Handreiking BEX voor overige rassen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een schending van het verbod van reformatio in peius, omdat het resultaat van de heroverweging uiteindelijk niet nadeliger is voor eiser. Daarbij heeft de minister zowel in het primaire besluit als in de bestreden beslissing er al op gewezen dat hij heeft geconstateerd dat hij een onjuiste excretie heeft gehanteerd.
De rechtbank volgt verweerder op dit punt. Het verbod van reformatio in peius houdt in dat het maken van bezwaar of het instellen van beroep in beginsel niet mag leiden tot een verslechtering van de (rechts)positie van de degene die het rechtsmiddel aanwendt. De conclusie van het bestreden besluit was dat eiser de gebruiksnorm dierlijke meststoffen, de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatgebruiksnorm heeft overschreden. Weliswaar is het zo dat de excretie is gewijzigd ten opzichte van het bestreden besluit en deze wijziging in het nadeel van eiser uitkomt, maar de uiteindelijke uitkomst van de gehele boeteberekening is – door de andere door verweerder aangebrachte wijzigingen – voor eiser niet ongunstiger dan de uitkomst van het bestreden beslissing. Er is daarom geen sprake van handelen in strijd met het verbod van reformatio in peius.
Het verbod op reformatio in peius moet dus worden beoordeeld op de uitkomst van de boeteberekening als geheel, niet op afzonderlijke deelonderwerpen.
Lees hier de volledige uitspraak