Het gaat nog regelmatig mis. Er wordt een VVO afgesloten door een veehouder. Het verschuldigde bedrag wordt betaald, de VVO wordt in concept klaargezet maar vervolgens niet bevestigd door de wederpartij. Onlangs deed de rechtbank Limburg uitspraak in een dergelijke zaak die aantoont dat – hoe aannemelijk het wordt onderbouwd – een dergelijk foutje niet eenvoudigweg kan worden gerepareerd.

In het kader van een controle op onder andere de mestverwerkingsplicht in 2015 hebben inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gecontroleerd of appellant in 2015 aan zijn mestverwerkingsplicht heeft voldaan.  Geconstateerd wordt dat dit niet het geval was, omdat 702 kilogram fosfaat te weinig zou zijn verwerkt.  Op basis van deze constatering werd een bestuurlijke boete – na matiging voor overschrijding van de redelijke beslistermijn opgelegd van € 6.949,80.

Appellant is het hiermee niet eens en voert aan dat uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat hij 700 kilogram fosfaat heeft overgedragen maar heeft verzuimd de hiertoe in concept klaargezette overeenkomst te bevestigen. Daardoor is de overeenkomst niet als zodanig geregistreerd bij RVO. Appellant stelt dat  daarmee hooguit sprake kan zijn van een administratieve fout. Als bewijs van het door appellant gestelde heeft appellant een aantal stukken aangeleverd.

Deze stukken zijn, kort samengevat:

  • Een VVO van 23 december 2015 gesloten tussen een adviesbureau en appellant. In deze overeenkomst zijn zij overeengekomen dat 700 kilogram fosfaat ten behoeve van appellant zal worden verwerkt ten behoeve van appellant, tegen een bedrag van € 1.270,- .
  • Een bankafschrift van waaruit blijkt dat appellant het verschuldigde bedrag heeft betaald.
  • Een drietal screenprints waaruit blijkt dat de VVO is klaargezet ter ondertekening door appellant, maar de overeenkomst niet door appellant als zodanig is bevestigd.
  • Een VVO van 22 december 2015 gesloten tussen het adviesbureau en een verwerker. In deze overeenkomst zijn zij overeengekomen dat de verwerker 12.000 kilogram fosfaat ten behoeve van het adviesbureau (die handelt namens overdragers) verantwoord laat bewerken en exporteren. Bepaald is dat de verwerker hiervoor een bedrag van € 17.424,- toekomst en het adviesbureau de VVO’s bij de RVO meldt.
  • Een crediteurkaart waaruit blijkt dat het adviesbureau de verschuldigde € 17.424,- bedrag heeft voldaan aan verwerker.
  • Een door de verwerker ondertekende verklaring waarin wordt verklaard dat het adviesbureau in 2015 een partij van 12.000 kilogram door bemiddeling mocht overdragen, hij hiervoor een vergoeding heeft ontvangen van € 17.424,- en het adviesbureau heeft gevraagd heeft gevraagd de financiële afhandeling van de bemiddeling te regelen.
  • Een lijst met daarop vermeld de het adviesbureau in 2015 bij RVO ingediende VVO’s waarbij de verwerker overnemer was en verschillende bedrijven, waaronder niet het bedrijf van appellant, overdragers waren van in totaal een verwerkingsplicht van 11.300 kilogram fosfaat, alsmede de ontvangstbevestigingen van RVO van deze VVO’s.

Een logisch en duidelijk verhaal zou je zeggen. De overeenkomst is klaargezet, maar niet ondertekend. Een fout, kan gebeuren.

Toch is de rechtbank van oordeel dat uit al deze stukken op zich of in samenhang bekeken niet blijkt dat de verwerkingsplicht van appellant ten aanzien van 702 kilogram fosfaat is overgedragen aan de verwerker. De rechtbank stelt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat verwerker de verwerkingsplicht ten aanzien van 11.300 kilogram fosfaat heeft overgenomen en dat de verwerkingsplicht van appellant ten aanzien van 700 kilogram fosfaat daarvan geen deel uitmaakt. De rechtbank oordeelt dat uit de stukken niet zou blijken dat het verschil tussen de bij RVO gemelde aan verwerker overgedragen verwerkingsplicht van in totaal 11.300 kilogram fosfaat en de door verwerker overgenomen verwerkingsplicht van in totaal 12.000 kilogram de verwerkingsplicht van appellant ten aanzien van 700 kilogram fosfaat betreft.

De rechtbank stelt vervolgens dat de omstandigheden dat het eiser niet is gelukt de overdracht van zijn verwerkingsplicht ten aanzien van 700 kilogram fosfaat bij RVO te melden en dat hij daarvoor heeft betaald, onvoldoende zijn om het door appellant gestelde te kunnen concluderen.  De rechtbank verklaart het daarmee het beroep ongegrond.

Moraal van het verhaal is dat wanneer blijkt dat een VVO niet tijdig is bevestigd, dit direct dient te worden aangekaart bij RVO. Alleen door dit tijdig te melden kan het wellicht nog worden gerepareerd. Achteraf is dit, zelfs bij een goed, gedegen en met bewijsstukken omkleed verhaal, vaak meer mogelijk zoals uit de hier beschreven situatie blijkt.

Lees hier de volledige uitspraak.