In het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) worden voorschriften gegeven voor het gebruik van meststoffen. Onlangs zijn een aantal wijzigingen in het Bgm doorgevoerd:

Toevoegen van herwonnen fosfaten als meststof in het Bgm

BGM
Het Besluit Gebruik Meststoffen is onlangs op een aantal punten gewijzigd

Begin 2015 is in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet een nieuwe categorie meststoffen, ‘herwonnen fosfaten’, toegevoegd. Op grond van artikel 1a van het Bgm mogen herwonnen fosfaten, voor zover zij voldoen aan de eisen van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, op de Nederlandse bodem worden gebruikt. Deze wijziging van het Bgm strekt ertoe nadere regels te stellen aan het gebruik van herwonnen fosfaten. Hierbij wordt aangesloten bij de eisen die worden gesteld aan overige organische meststoffen.

Tevens wordt in het Bgm een mogelijkheid opgenomen om herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen van plantaardige herkomst te gebruiken op overige gronden. Het totaal aan fosfaat en stikstof uit de toegestane meststoffen op overige gronden bedraagt 80 kilogram fosfaat en 170 kilogram stikstof per hectare per jaar. Het betreft dan het totaal aan dierlijke meststoffen, compost, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen. Ten aanzien van de overige organische meststoffen geldt de voorwaarde dat deze uitsluitend uit materialen van plantaardige herkomst mogen bestaan.

Gebruik drijfmest in augustus voor winterkoolzaad

In artikel 4, derde lid, van het Bgm is het verbod opgenomen om in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari drijfmest te gebruiken. Het vierde lid kent een aantal uitzonderingen op dit verbod. In het vierde lid, onderdeel c, zijn twee uitzonderingen opgenomen voor de periode van 1 augustus tot en met 31 augustus. Dit betreft het in augustus zaaien of planten van groenbemesters en het planten van bloembollen in het aansluitende voorjaar. Aan onderdeel c wordt een uitzondering toegevoegd, namelijk het zaaien van winterkoolzaad voor de winning van zaad in het volgende groeiseizoen. Een landbouwer die in augustus winterkoolzaad zaait, moet de stikstofgift in augustus in mindering brengen op de totale stikstofgebruiksnorm voor winterkoolzaad.

Gebruik stikstofkunstmest voor rietzwenkgras

In artikel 4a, eerste lid, van het Bgm is bepaald dat het verboden is om in de periode van 16 september tot en met 31 januari stikstofkunstmest te gebruiken op bouwland en op grasland. Er worden in dit artikel enkele uitzonderingen op dit verbod gemaakt voor gewassen waarvan duidelijk is dat die gewassen goed stikstof opnemen uit de bodem. Eén van de uitzonderingen betreft de teelt van fruit, winterkoolzaad en de graszaadrassen roodzwenk en veldbeemd. Aan de uitzondering wordt een derde grassoort – te weten rietzwenkgras – toegevoegd.

Vernietiging graszode in verband met aaltjesbeheersing en schade door vraat van dieren die in de graszode leven

In artikel 4b, eerste lid, van het Bgm is bepaald dat het vernietigen van de graszode is verboden. Dit verbod is opgenomen, omdat het vernietigen van de graszode tot gevolg heeft dat nitraten vrijkomen bij de vertering van de vernietigde graszode en uitspoelen naar bodem en grondwater. Op dit algemene verbod is in artikel 4b een aantal uitzonderingen opgenomen.

Aaltjesbeheersing

In artikel 4b, derde lid, van het Bgm is de uitzondering opgenomen dat het vernietigen van de graszode is toegestaan in de periode van 1 tot en met 15 augustus mits direct na de vernietiging van de graszode de grond wordt ontsmet, daarna de teelt van een relatief stikstofbehoeftig gewas aanvangt en in het daarop volgende voorjaar lelie of gladiool wordt geplant. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van grondontsmettingsmiddelen gedeeltelijk kan worden vervangen door het telen van gewassen die de aaltjespopulaties in de bodem beheersen. Om dit mogelijk te maken moet het Bgm worden aangepast. Aan het gebruik van aaltjesbeheersende gewassen wordt een aantal voorwaarden verbonden. Ten eerste mag de graszode alleen worden vernietigd in de periode van 1 juni tot en met 15 juli. In de tweede plaats moet direct aansluitend op het vernietigen van de graszode een aaltjesbeheersend gewas of een mengsel van aaltjesbeheersende gewassen worden gezaaid. Als derde voorwaarde geldt dat in het hierop volgende voorjaar een vervolgteelt moet worden gezaaid of geplant. Dit vervolggewas, dat als hoofdgewas van dat jaar wordt gezien, moet een gewas zijn dat gevoelig is voor aaltjes en derhalve baat heeft bij de teelt van aaltjesbeheersende gewassen. 

Schade door vraat van dieren die in de graszode leven

Vanaf 1 januari 2015 is in artikel 4b, negende lid, van het Bgm opgenomen dat onder bepaalde voorwaarden vernietiging van de graszode op zandgrond mogelijk is bij schade veroorzaakt door droogte of vraat van emelten of engerlingen. Door de muizenplaag die zich met name voordoet in het zuidwesten van Friesland sinds september 2014, is er behoefte aan de mogelijkheid om de schade aan de grasmat door een muizenplaag te kunnen herstellen. Na overleg met de Europese Commissie is de reikwijdte van artikel 4b, negende lid, verruimd met grasland op lössgrond en vraat door dieren die in de graszode leven.

Lees hier de brief van de staatssecretaris met de aankondiging van de wijzigingen.